Informatie
Informatie over de Blauwe Texelaar

Deze pagina wordt u aangeboden door
26045 Comb. Everts

Informatie over de Blauwe Texelaar
Geschiedenis van de Blauwe Texelaar
nieuw! Ultrasoon scannen op spierdikte en vetbedekking nieuw!
Informatie over erfelijke blindheid bij Blauwe Texelaars
Eerste export
Artikel "Het Schaap" oktober 1978



Informatie over de Blauwe Texelaar

De Blauwe Texelaar komt voort uit witte Texelaars met de "blauwfactor". Witte Texelaars met de blauwfactor zijn zeldzaam. Hoeveel er precies zijn is niet bekend. Schattingen variëren van 1 op 25.000 tot 1 op 50.000. In de jaren zeventig schreef ir. P. Hoogschagen in Het Schaap over de zeldzame geboorten van enkele blauwgrijze lammeren uit witte Texelaars. Dat was toen al tien jaar geleden. Het probleem is dat de factor pas zichtbaar kan worden als twee dragers worden gekruist. Volgens de theorie van de erfelijkheid levert zo'n kruising voor een kwart blauwe lammeren op. De helft is opnieuw drager. Het resterende kwart zuiver wit. Met de kleine worpgroottes bij schapen (zo'n 2 lammeren per schaap per keer) wordt het dus moeilijk om de dragers van de blauwfactor op te sporen. Bovendien is het economisch niet interessant. Fokkers die niets van zo'n blauwe moeten hebben, ruimen het lam op en hopen dat er niet weer een wordt geboren.

In de jaren zeventig en tachtig waren er ook schapenfokkers die juist wel wat in de blauwe lammeren zagen. Vooral in Friesland moeten verschillende fokkers zich er helemaal op toegelegd hebben. Zij legden de basis voor de zuivere fok. In 1983 richtten zeven schapenfokkers het Stamboek Blauwe Texelaars op. Hun doel: instandhouding, verbetering en vermeerdering van de eens zo verguisde blauwe afwijking. Met de Blauwe Texelaar is iets merkwaardigs aan de hand. Ze lopen ook bij fokkers van witte Texelaars. Ze zien er blijkbaar toch wat in, net als de Friezen destijds. En er zijn niet veel rassen die op Texelaarsbedrijven 'erbij' worden gehouden. Dat is hooguit weggelegd voor de Suffolk, of de Bleu du Maine, rassen die er puur om economische redenen lopen. Voor de Blauwe Texelaar geldt dat economisch gewin niet zo zeer. Ze mogen van de fokkers van witte blijven, omdat het van die leuke schapen zijn. Een beetje apart. Ze brengen letterlijk kleur in de schapenhouderij.

De Blauwe Texelaar is een gemakkelijk schaap. Aflamproblemen komen praktisch niet voor. Het beenwerk is goed. De levensduur lang. En de kleur maakt hem een mooi schaap. Bovendien levert hij prima slachtlammeren op die een goede prijs opbrengen. Natuurlijk zijn er ook minpunten. De kwaliteit van de vacht mag in een aantal gevallen beter. Iets fijnere wol en iets meer gesloten. Ook de bespiering mag vooruit. Dat lukt met blauwe dieren die uit twee witte worden geboren. Als bij een beroemd wit-fokker een blauw ramlam werd geboren, vloog iedereen er op af. Toch is het exterieur van de Blauwe Texelaar duidelijk anders dan dat van de witte. Daar waar de witte tot voor enkele jaren steeds beknopter en extremer werd, bleef de blauwe een ruim schaap. Een beetje het ouderwetse Texelaartype. Het Stamboek Blauwe Texelaars kiest ook voor een eigen aanpak van een betere bespiering door selectie. In de eerste jaren werd met alle blauwen gefokt. Begin jaren negentig concludeerde men dat er een ruim en solide schaap gefokt moest worden met voldoende bespiering. De eisen voor het inschrijven van Blauwe Texelaars werden in die periode verzwaard. In de eerste jaren schreef het stamboek, om zo snel mogelijk een populatie op te bouwen, alle dieren in die aan de exterieurseisen voldeden. Dieren waarvan de afstamming onbekend was, kwamen eerst in een hulpregister. Blauwe uit blauwe, maar ook blauwe uit bekende witte, werden meteen geregistreerd. In de jaren negentig verdween het hulpregister, toen waren er voldoende dieren om door te gaan. Niet slecht voor een ras dat tien jaar eerder als zeldzaam te boek stond.

Bron: Engelen, J, Schapen in Nederland, Doetinchem, 2000
top



De geschiedenis van de Blauwe Texelaar

De Blauwe Texelaar komt voor uit de Texelaar. Hieronder staat de geschiedenis beschreven van de Texelaar. De Texelaar zoals we die nu kennen is ongeveer 100 jaar geleden ontstaan. Zo omstreeks 1900 hadden de beide Hollanden een niet onbelangrijk deel in de handel in slachtschapen met Engeland. De handel vond in Detford bij de slachthuizen plaats. De toenmalige exporteurs kwamen op deze manier in concurrentie met de verschillende Engelse rassen en daartegen moest het Hollandse product het in kwaliteit afleggen. Vooral de betere vleesdelen en het beendergestel, dat te grof was, waren aanleiding dat de exporteurs deze concurrentie niet konden volhouden. Onder het voorwendsel dat de Engelsen bevreesd waren voor het binnenhalen van mond- en klauwzeer sloten ze de grens. Het was logisch dat de exporteurs het plan opperden door middel van Engelse rammen de kwaliteit van ons eigen polderschaap te verbeteren. Allerlei Engelse rastypen kwamen toen de Hollanden binnen en de Hollandse fokkerij werd een mengelmoes.

Uiteindelijk waren het vooral de eerst de Texelse boeren die uit die mengelmoes een meer vast type gingen kiezen en daarmee als het ware de basis vormden voor de Texelaar. De oude Texelaar (het schaap dat al op het eiland liep) werd door allerhande kruisingen omgevormd. In tegenstelling tot het vasteland van de Hollanden kreeg de fokkerij op Texel toen al wat vastere vormen. Een commissie van het Noorder Kwartier in Noord-Holland kocht in die tijd in Engeland vier rammen van vier rassen, te weten een Cotswold, een Hampshire Down, een Lincoln en een Wensleydale. Deze rammen dekten de Texelse en inheemse ooien. De commissie beoordeelde in 1907 de nakomelingen van deze kruising. De commissie kwam tot de conclusie dat "de persoonlijke hoedanigheden der voor de kruising gebruikte dieren meer invloed op de hoedanigheid der nakomelingen schenen te hebben gehad, dan het ras". Daarnaast meende de commissie toen te mogen concluderen dat de afstammelingen van de Cotswold en de Hampshire Down minder geschikt waren. De commissie ging door met het kruisen met Lincoln en Wensleydale en met kruislingen hiervan.

Met de oprichting in 1909 van de Vereniging tot verbetering van de schapenfokkerij in Noord- Holland, kwam spoedig verbetering in de uniformiteit. De vereniging stelde een type omschrijving op en met deze voor ogen was in korte tijd door gerichte fokkerij op vleesproductie en sterke selectie onze verbeterde Texelaar gefokt.

Ook in andere kustprovincies, zoals Friesland, Groningen en Zeeland kwamen Engelse rassen binnen om het lokale polderschaap te verbeteren. Gescheiden van Friesland en Groningen door het IJsselmeer ontwikkelde zich in de kop van Noord-Holland, vooral op het eiland Texel, een ander type kust- of polderschaap dat later internationale faam zou krijgen. Aanvankelijk was het Texelse schaap alleen bekend op Texel en in de provincie Noord-Holland. In de loop van de eerste decennia van de twintigste eeuw kwamen ze in het hele land voor. Was het in de twintiger jaren op de meeste bedrijven nog duidelijk te zien met welke Engelse rassen met gefokt had, na de Tweede Wereldoorlog was dit nergens meer zichtbaar. Een zeer grote mate van uniformiteit was bereikt.

Bron: Bodegraven, D van, Geschiedenis van de schapenhouderij in Nederland in de 20e eeuw, Doetinchem, 1998
top



Ultrasoon scannen op spierdikte en vetbedekking

Introductie
Sinds enige jaren neemt de belangstelling voor het ultrasoon scannen van lammeren op hun spierdikte en vetbedekking ook in Nederland toe. Door ultrasoon deze kenmerken te bepalen hoeft het dier niet geslacht te worden om meer te weten te komen over de bespiering en de vetbedekking, terwijl er wel betrouwbaar gemeten kan worden.
Doordat ultrasoon scannen gebruikt maakt van hoogfrequente geluidsgolven en niet van straling (zoals bijvoorbeeld Röntgenstraling) bestaat er geen gevaar voor de gezondheid van mens en dier.

Resultaten en bruikbaarheid
Scanresultaten Britse Texelse lammeren
aantal lammeren50.673
gemiddelde leeftijd150 dagen
gemiddelde levend gewicht45,9 kg
gemiddelde spierdikte28,0 mm
gemiddelde vetbedekking2,5 mm
Vooral in echte schapenlanden zoals Australië, Nieuw-Zeeland en Groot-Brittannië is er al veel ervaring met het ultrasoon scannen op spierdikte en vetbedekking. Het zijn dan ook die landen waar veel onderzoek is gedaan naar de bruikbaarheid van dit middel voor de fokkerij.
Een in 2004 gepubliceerd onderzoek (H.E. Jones et al., 2004) heeft de resultaten van 50.637 gescande Texelse lammeren bekeken en gekeken naar de betrouwbaarheid van die scangegevens.

In bovengenoemd onderzoek werden lammeren ultrasoon gescand op lendenenspier ter hoogte van de derde lendenwervel. Het blijkt namelijk dat deze plek een goede weergave geeft van de bespiering en redelijke weergave van de vetbedekking op de rest van het lichaam. Op onderstaande afbeelding is de spier benoemd als nummer 2 en de wervel als nummer 1, de vetbedekking als 3 en de huid als 4. Schematische afbeelding van scanplaats

Bronnen:
(1) H.E. Jones et al., Genetic parameters for carcass composition and muscularity in sheep measured by X-ray computer tomography, ultrasound and dissection, Livestock Production Science, 2004, 90:167-169
(2) A. Junkuszew et al., Computer tomography and ultrasound measurement as methods for the prediction of the body composition of lambs, Small Ruminant Research, 2005, 56:121-125

top



Erfelijke blindheid bij de Blauwe Texelaar

Introductie
De oorsprong van de Blauwe Texelaar is de witte Texelaar. Het enige opvallend verschil is de kleur. Daarmee heeft de Blauwe Texelaar ook het gehele genenpakket van de witte Texelaar meegekregen inclusief de erfelijke blindheid. Erfelijke blindheid is een recessief erfelijk gebrek voor zover bekend rustend op één gen met twee allelen. Het allel B staat voor niet-blind en het allel b voor blind waarbij het B allel dominant is over het b allel. Er zijn drie genotypes, BB, Bb en bb en twee verschijningsvormen, ook wel fenotypes genoemd. Normaal (niet blind) is BB en Bb (dragers) en blind is bb.

Voorkomen
Op basis van de verstrekte informatie is voor 1993 het aantal blindgeboren lammeren geschat op 15 à 16 in ruwweg 4000 lammeren. In 1999 was dat geschatte aantal afgenomen tot 5 à 6 in ruwweg 6000 lammeren om in 2002 uit te komen op 1 lam op ruwweg 8000 lammeren uitgaande van steeds 2 lammeren per werpende ooi. Ondanks de stijging van de stamboekpopulatie is de incidentie duidelijk afgenomen. Op basis van deze aantallen kan een schatting gemaakt worden van de frequentie van het blindheidsallel b. Deze frequentie is gedaald van 6% in 1993 via 3% in 1999 tot 1% in 2002. Dit betekent dat ruwweg 1% van de jongste jaargang nog met het gen is behept terwijl dat bij de oudere jaargangen hoger zal zijn.

Bestrijding
De bestrijding van erfelijke gebreken bestaat over het algemeen uit vier elementen. Het begint met het constateren van het gebrek en het gebrek vervolgens te laten bevestigen door een deskundige. Deze gegevens worden vervolgens geregistreerd in het stamboeksysteem die eens per jaar de resultaten naar de leden toe communiceert.
De beste methode voor het opsporen van dragers is een nakomelingenonderzoek. Zo gauw een blind lam geboren wordt staat immers vast dat beide ouders drager zijn van het bewuste recessieve b allel. Een dergelijk onderzoek is tijdrovend en daarom praktisch alleen uitvoerbaar voor rammen omdat die over het algemeen veel meer nakomelingen verwekken dan ooien. De meeste methoden van nakomelingenonderzoek op erfelijke gebreken vereisen speciale proefparingen en zijn daardoor zeer kostbaar. Dit bezwaar wordt ondervangen bij het paren van een ram met dochters van bekende dragers. Deze methode is op dit moment bij de Blauwe Texelaar nauwelijks meer toe te passen doordat de incidentie van de blindheid daarvoor te laag is. Wat overblijft is de doelmatige registratie van een groot aantal geboorten van een ram. Bij een allel frequentie van meer dan 5% heb je daarvoor altijd nog meer dan 50 worpen nodig. We hebben dan wel alle erfelijke gebreken te pakken. We hebben bij de Blauwe Texelaar al duidelijk een lagere allelfrequentie voor blindheid zodat je nog veel meer worpen nodig zou hebben. Hoe is de erfelijke blindheid dan nog verder terug te dringen?

Hoe verder?
In de eerste plaats vooral doorgaan met het doelmatig en betrouwbaar vastleggen van de blindheid maar ook andere erfelijke gebreken. Op de tweede plaats is er natuurlijk de wens van fokkers bij de aankoop van fokrammen een indicatie te hebben of te krijgen van de kans dat het betrokken fokdier drager is van het blindheidsallel. Handmatig is niet uit te rekenen hoe groot de kans op dragerschap is op basis van het feit dat er in de afstamming van 7 of 10 generaties geen dragers voorkomen. Dit komt doordat er in de afstamming altijd een heleboel zogenaamde lussen of netwerken zitten. Dat wil zeggen dat het dragerschap verschillende generaties kan worden doorgegeven zonder dat deze aanleiding geeft tot blindheid. Het bekende voorbeeld dat een ram die drager is van het blindheidsallel b maar geen blinde nakomelingen verwekt maar dat allel wel aan 50% van zijn nakomelingen doorgeeft. Dit fenomeen wordt vaak de beruchte veenbrand genoemd in de strijd tegen erfelijke gebreken in de schapenfokkerij.
Recent zijn er door het ID-Lelystad computermodellen ontwikkeld die het wel mogelijk maken om voor elk dier in de populatie de kans te berekenen dat het drager is van een erfelijk gebrek zoals blindheid. Een belangrijk punt is de technische aanlevering van de data. Zo moet de afstamming van alle stamboekdieren digitaal beschikbaar zijn, bij voorkeur van voor de tijd dat er vrijveel blinde lammeren werden geboren. Daarbij moet in de afstamming aangegeven zijn welke dieren blind en welke dieren drager waren. Het onderzoek begint met het berekenen van de frequentie van het blindheidsallel voor elke jaargang dieren. Vervolgens wordt voor elk dier in elke jaargang te beginnen in de oudste jaargang de kans berekend op de aanwezigheid van het blindheidsallel. Elk dier krijgt daarbij een startwaarde mee die overeenkomt met de genfrequentie van de betreffende jaargang. Bijvoorbeeld voor de dieren van 2002 is dat een kans van 1% op dragerschap. En al gelang de afstamming stijg of daalt die kans.

Bron: Albert Visscher, ID-Lelystad, in: "De Blauwe Texelaar", contactblad van het S.B.T., december 2002

Noot van de webmaster:
Sinds september 2005 is het mogelijk om middels bloedonderzoek te onderzoeken of schapen wel of niet drager zijn van de blindfactor. Dit onderzoek gebeurt in Nieuw-Zeeland en wordt uitgevoerd door Gezonde Dieren (de vroegere Gezondheidsdienst voor Dieren).
top


Eerste export

In januari 1993 zijn voor het eerst Blauwe Texelaars geëxporteerd. Zij vonden hun weg naar Ierland, naar de Nederlander H. Heemskerk Pzn. van Heemskerk Ireland Ltd import en export. Zijn bedoeling was om de Blauwe Texelaar in Ierland te gaan promoten.

Bron: Het Schaap, Vakblak voor de schapenhouderij, januari 1993
top



Artikel "Het Schaap" oktober 1978

In "Het Schaap" van oktober 1978 was een artikel opgenomen van ir. P. Hoogschagen. Hij berichtte over het feit dat er 'blauwe schapen' in Nederland rond liepen. Het bleek om Blauwe Texelaars te gaan. Tien jaar daarvoor ontdekte Ing. A. Oosterbaan, een schapenfokker in Tzummarum (Friesland), dat in zijn kudde Texelse schapen één van zijn ooien een bijzonder gekleurd lam had geworpen. Deze ooi bracht namelijk een drieling ter wereld, waarvan er twee de normale witte kleur hadden, de derde, een ramlam, had een blauw-grijze kleur. Hij fokte verder met dit ramlam.

Toen Oosterbaan het ramlam dekrijp achtte, liet hij een aantal witte Texelse ooien door hem dekken. Het jaar erop werden er meer blauwe dieren geboren. Na zijn ogen eens goed de kost te hebben gegeven zag hij bij een andere schapenfokker ook een blauw lam, dat hij gebruikte met het oog op bloedverversing. Zo slaagde hij erin zijn groep blauwe dieren langzaam uit te breiden tot hij in 1977 twee rammen en acht volwassen ooien had. Door drukke bezigheden met nog vele andere diersoorten was hij echter genoodzaakt zijn kudde blauwe schapen af te stoten. Vijf ooien en één ram gingen naar de naburige fokker S. S. Boelstra in St. Anna Jacobi Parochi (Friesland), de drie andere ooien en eveneens één ram gingen naar een liefhebber, G. van Laar & Zn in Woudenberg (Utrecht).
Langzaam maar zeker groeide het aantal Blauwe Texelaars in Nederland.

De eerste Blauwe Texelaars
De eerste Blauwe Texelaars

top